Frauduleus handelen en het vernietigen van
frankeerzegels in Nederlands Indië

Inleiding
Al vanaf het begin ben ik als filatelist vooral geïnteresseerd geweest in gebruikte postzegels. Waarschijnlijk is dat gekomen omdat ik als jongetje van 14 jaar mijn verzameling ben gaan aanleggen met behulp van de grote hoeveelheden kantoorpost die mijn vader wekelijks mee naar huis bracht. In die tijd kwam het niet in mijn hoofd op, dat je de zegels ook ongebruikt of zelfs postfris in een album kon opbergen. Mijn verzamelgebied was toen Engeland en Britse koloniën en na enige tijd ontdekte ik, dat bijvoorbeeld zegels van India - al of niet voorzien van een opdruk - ook gebruikt waren in Aden, Zanzibar of de kleine oliestaatjes aan de Perzische golf. Ook zegels van het moederland van dit verzamelgebied zijn in de jaren van koningin Victoria gebruikt in landen als Cyprus, Gibraltar en in wat nu Nigeria heet. Het pronkstuk uit mijn verzameling Britse Gemenebest is dan ook een paartje van 2½ penny van Victoria (SG. No: 201)9, een Engelse zegel met de afstempeling BONNY RIVER (fig. 1). Twee zegeltjes die zelf niets waard zijn, maar door deze afstempeling voor mij ineens een wereld aan fantasieën deed opengaan.

Figuur 1: Het plaatsje BONNY ligt in het oostelijk deel van de Niger-delta in het huidige Nigeria. Destijds viel dit onder Niger Coast Protectorate en oorspronkelijk konden er Britse zegels worden gebruikt, welke dan werden vernietigd met een eenvoudig rondstempel. Links de hierboven beschreven 2½ penny (C SP 6 92) en rechts de ½ penny van de serie die in 1893 is uitgegeven (SG no. 45; A JA 6 94).

 
Toen ik vele jaren later de verzameling Nederlands Indië van wijlen mijn vader kon overnemen was ik dan ook snel verkocht toen een van mijn postzegelmaatjes me een aanzet van een stempelverzameling van dit land aanbood. Sindsdien ben ik helemaal gegrepen door de vele typen stempels die in de loop der jaren in deze reusachtige archipel voor het vernietigen van postzegels zijn gebruikt. Naast het domweg zoeken naar allerlei typen en varianten van gebruikte stempels, is de laatste tijd mijn belangstelling steeds meer uitgegaan naar de hele "cultuur" die zich rondom het afstempelen van zegels in het voormalig Nederlands Indië manifesteerde. In het hierna volgende probeer ik daar verslag van te doen.

Ontduiking van porten
Het ontduiken van de wettelijk geregelde betaling van frankeerzegels heeft in Nederlands Indië kennelijk al vanaf het begin een belangrijke rol gespeeld. Immers in 'het verslag omtrent den Post- en Telegraafdienst in Nederlands Indië uit 1894' treft men op pagina 65 onder de paragraaf Ontduiking van porten het volgende aan: Op den 1en en op den 3en Februari werd door den kantoorchef te Bondowoso telkens een brief uit de bus gelicht, waaraan een blijkbaar reeds gebruikt frankeerzegel was gehecht, hetwelk sporen droeg van eene poging om den daarop voorkomende stempelafdruk weg te nemen. Ten aanzien van den eerstgenoemden brief was het gepleegde feit voor geen bewijs vatbaar, waarom van eene rechtsvervolging tegen den afzender daarvan werd afgezien. De afzender van den anderen brief werd echter door den landraad te Bondowoso veroordeeld tot 4 maanden dwangarbeid buiten de ketting, wegens het "desbewust gebruik maken van een frankeerzegel, dat door een daarop geplaatsten stempelafdruk is vernietigd".
Uit dit citaat komt een aantal interessante feiten naar voren, die heden ten dage in een enigszins ander licht kunnen worden geplaatst. Kennelijk is het frauduleus hergebruik van frankeerzegels iets dat eind 19e eeuw in Nederlands Indië met enige regelmaat voorkomt. Immers er is sprake van meerdere brieven, die sporen dragen van een poging om de stempelafdruk onrechtmatig te verwijderen en - kom daar anno 2012 nog eens om - bij het lichten van de post werd daar kennelijk opgelet. En ook de strafvervolging was niet gering. Vier maanden dwangarbeid zal het eventuele gezin van deze arme man niet in de koude kleren zijn gaan zitten. Het kantoor te Bondowoso was al vanaf augustus 1874 een postkantoor en we mogen dan ook veronderstellen dat in 1894 het vierkantstempel daar reeds in gebruik was genomen8. Het onzichtbaar verwijderen van vierkantstempels lijkt mij geen eenvoudige en een tijdrovende zaak met, bij onrechtmatig hergebruik van het resultaat, een potentiële zware lijfstraf in het vooruitzicht. Weliswaar 'buiten den ketting' maar toch van een wezenlijk ander karakter dan de huidige alternatieve straffen – bv. onbetaalde arbeid ten algemene nutte.

Spanningsveld met de filatelist
Het voorkomen van onrechtmatig hergebruik van frankeerzegels heeft in Nederlands Indië geleid tot een interessant en zich jaren voortslepend spanningsveld met die andere gebruiker van de zegels, de filatelist. Het feitelijk beschadigen van frankeerzegels ter voorkoming van hergebruik werd eigenlijk al ingevoerd bij het gebruik van het nummer- of puntstempel. Immers het in dit stempeltype aanwezige segment met puntjes had de voor de filatelist vervelende consequentie, dat het zegelbeeld beschadigd kon raken en de zegel voor de verzamelaar waardeloos werd. Met de invoering van het vierkantstempel, een stempeltype dat in Nederland nooit gebruikt is, werd in principe een aanzienlijk grotere hoeveelheid stempelinkt op de zegels aangebracht dan bij het puntstempel of kleinrondstempel. Een groot nadeel was echter, zeker bij slijtage en/of slecht onderhoud van deze stempels, dat de poststukken een onaanzienlijk aanzien kregen. De grote hoeveelheden stempelinkt maakte onrechtmatig hergebruik van de zegels zeker lastig. Maar vaak zijn de afstempelingen van het vierkantstempel met betrekking tot plaatsnaam en datum moeilijk te ontcijferen. En dat laatste was toch een van de belangrijke functies van het afstempelen: het door de ontvanger kunnen nagaan hoe snel en efficiënt de post werd bezorgd.
Een andere strategie die onrechtmatig hergebruik van frankeerzegels moest voorkomen was het gebruik van in water oplosbare kleurstoffen voor de drukinkt. De eerste zegels waarbij dit procédé werd toegepast is de cijferemissie van Vürtheim. Hoewel de eerste uitgave van deze serie uit 1902-1909 nog gewoon kan worden afgeweekt, werden in 1912 dezelfde zegels ter voorkoming van het afwassen der afstempeling gedrukt op speciaal geprepareerd papier6 (NVPH no’s: 40a t/m 49a). Sindsdien is het gebruik van in water oplosbare drukinkt een nachtmerrie geworden voor iedere verzamelaar van Nederlands Indië.
Ook de introductie van de biffagerand bij sommige kortebalkstempels moet gezien worden als een poging om onrechtmatig hergebruik van frankeerzegels te voorkomen. De term biffage komt uit het Frans en betekent 'het doorhalen' of 'doorhaling' en moet in dit verband dus wijzen op het zodanig doorhalen of wel beschadigen van het zegelbeeld, dat hergebruik van de zegel onmogelijk wordt. De tanden van de biffagerand moesten, samen met de kruisjes in de onderring, voor het beschadigen zorg dragen. Deze onderdelen van de stempel lagen een fractie van een mm. boven het stempeloppervlak, bij afstempeling resulterend in een meer of minder duidelijke impressie in het zegelbeeld. Ook nu echter kon de postzegel beschadigd worden (fig. 2), hetgeen weer aanleiding was tot de nodige verontwaardiging in filatelistenland.


Figuur 2: Twee voorbeelden van een gedeeltelijke dan wel totale vernietiging van zegels door de biffagerand van respectievelijk een langebalkstempel BENGKALIS (links) en een kortebalk stempel SEMARANG (midden). Rechts de achterzijde van de zegel links waarbij goed te zien is dat de biffage-rand het zegelbeeld heeft beschadigd (pijltje).
 
In 1939 wordt door de heer van Heusden, inspecteur van de Indische PTT, een lezing gehouden waarin hij het volgende stelt7: "Om aan deze bezwaren tegemoet te komen is in 1929 weder overgegaan tot het invoeren van stempels met gladden rand. Gemeend werd dat met deze stempels wel goede resultaten zouden worden bereikt daar de in gebruik zijnde frankeerzegels op zoodanige wijze waren vervaardigd, dat voldoende garantie aanwezig werd geacht, dat ook pogingen om afdrukken van stempels met een gladden rand weg te nemen, onmiddellijk in het oog zouden vallen. De bijzondere eigenschappen der frankeerzegels bleken evenwel niet voldoende te zijn om alle frauduleuze bewerkingen zichtbaar te maken. Daarom werd besloten tot invoering van een nieuw stempeltype, de z.g. blokstempel, welke niet voorzien was van een biffage-rand en derhalve geen beschadiging van de zendingen zou veroorzaken", einde citaat.
Met andere woorden, het blokstempel of wel het puntvlakstempel type 1 was geboren met alle daaraan klevende bezwaren.

Groeiende burgerlijke ongehoorzaamheid
Was er eind 19e eeuw nog sprake van een enkele inwoner die zich probeerde te verrijken ten koste van de PTT, in de daarop volgende jaren nam dit probleem steeds grotere vormen aan. Met name het Chinese volksdeel had in dit verband een slechte reputatie4. Zij zaten veelal in de tussenhandel, die gepaard ging met de nodige correspondentie en dus een frequent gebruik van postzegels. Zou men de zegels nu voor minder dan de nominale waarde kunnen aanschaffen, dan verkreeg men direct een niet onbelangrijk financieel voordeel. De postfrisse zegels werden voorzien van een transparant en afwasbaar dun harslaagje, dat na gebruik met water verwijderd kon worden en zo kon men eenvoudig de stempels verwijderen en de zegels hergebruiken. De winst was voor de Chinese handelaren kennelijk aantrekkelijk, immers het postzegelgebruik liep in de loop der jaren aanmerkelijk terug en dit bleef aan het hoofdbestuur van de Indische PTT niet onopgemerkt. Had men de "bewerkte" zegels nu alleen gebruikt voor de gewone correspondentie, dan was men er waarschijnlijk niet snel achter gekomen hoe de vork aan de steel zat. Maar men ging "bewerkte" zegels ook gebruiken bij postwissels, waar vaak een relatief hoog bedrag aan zegelwaarde moest worden betaald. En dit wekte de argwaan van oplettende postbeambten. Men startte een onderzoek dat de ware gang van zaken boven tafel bracht. Deze ontdekking leidde tot een verdere invoering van afwasbare kleuren, mogelijk naar voorbeeld van enkele Engelse koloniën. Het frauduleus "bewerken" van postzegels was nu veel lastiger geworden, maar de praktijk leerde dat men met het gebruik van de afwasbare kleuren vele bonafide verzenders van brieven ernstig dupeerde. Met name in die streken van de archipel waar de Westmoesson gepaard ging met zware tropische regenbuien was de atmosfeer doorlopend zeer vochtig. De zegels met afwasbare kleuren bleken hiertegen niet bestand. Herhaaldelijk kreeg men van planters uit genoemde streken de klacht, dat de postzegels onbruikbaar waren geworden omdat de kleurstof al losliet voordat ze op een brief konden worden geplakt. En uiteraard deed dit probleem zich ook voor bij de zegelvoorraden van de postkantoren in genoemde streken. Dit kon natuurlijk niet de bedoeling zijn en een nieuwe list moest worden bedacht. In eerste instantie was dit dus het stempel met een biffage-rand!

Tot 1914 werden alle in Nederlands Indië gebruikte stempels vervaardigd bij de Munt te Utrecht. De bestellingen werden gedaan door de Indische PTT met tussenkomst van het Departement van Koloniën. Tijdens de eerste wereldoorlog werd het verkeer tussen Indië en het moederland praktisch geheel gestaakt. Slechts sporadisch konden goederen vanuit Nederland naar Indië worden verzonden en dan alleen die welke niet aangemerkt konden worden als zogenaamde oorlogsgoederen en metalen stempels vielen daar niet onder. Men was dus gedwongen om in de eigen behoefte aan stempels te voorzien*. In eerste instantie beschikte men nog over de gebruikelijk kleine voorraad, hoofdzakelijk dagtekeningstempels, welke gebruikt kon worden bij een plotseling opkomende behoefte. Het graveren geschiedde dan door Chinezen (sic!), doch dit liet nogal te wensen over en er werd besloten het graveren zelf ter hand te nemen. Het voorstel was om de werkplaats van de PTT te Weltevreden met een stempelsnijderij en graveerinrichting uit te breiden. Toen in 1916 de voorraad blanco dagtekeningstempels op dreigde te geraken, moest overigens in eerste instantie nog worden uitgeweken naar de Artillerie Constructie Winkel te Soerabaja, daar de Werkplaatsen van de PTT te Weltevreden nog niet in staat waren de nieuwe taak uit te voeren.
De eerste wereldoorlog bracht voor de postkantoren ook de nodige problemen met zich mee voor de levering van de stempelinkt. Er kwam vrijwel niets meer uit het moederland en wederom werd de hulp ingeroepen van de Werkplaatsen. Men kreeg het volgende advies: "Beproef het eens met de pasta, welke wordt gebruikt om couranten te drukken. Vermeng die pasta met petroleum, de hoeveelheid moet zelf worden uitgezocht en misschien krijg je iets, dat voor het beoogde doel te gebruiken is" 4. De proeven slaagden weldra en bovendien was het verkregen product aanmerkelijk goedkoper dan de voorheen geïmporteerde inkt uit Nederland. Het nadeel was echter dat de in de pasta aanwezige petroleum het metaal van de stempels aantastte, waardoor deze snel versleten. Ze werden dan teruggezonden naar de Werkplaatsen waar ze afgefreesd en opnieuw gegraveerd werden en indien nodig van een nieuwe biffagerand voorzien.

Onrechtmatig namaken van stempels
Ook dit was kennelijk een probleem dat door de Indische PTT moest worden aangepakt en het gebruik van stempels met een biffagerand werd mede ook om die reden toegejuicht. Het namaken van biffagestempels was immers veel lastiger dan van stempels met een gladde rand. Bij onderzoek naar het gebruik van valse postwissels, dat kennelijk meerdere malen had plaatsgevonden, was aangetoond dat voor de vervaardiging van die wissels gebruik was gemaakt van stempels die uit hout of rubber waren vervaardigd. De nagemaakte stempels waren vaak goed gelijkend, alleen kon de fraudeur met het gebruikte materiaal geen stempel vervaardigen dat groeven in de frankeerzegels maakt. Daartoe zou men stempels uit hard staal moeten snijden wat minder eenvoudig is. Een moeilijk na te maken kenmerk van stempels, zoals de scherpe rand van de biffagestempels, was voor het personeel een grote hulp bij het beoordelen of een stempelafdruk al dan niet vals was7.

Eind goed al goed
Halverwege de jaren dertig van de vorige eeuw was men bij de Indische PTT kennelijk nog steeds niet echt tevreden over een voldoende vernietiging van frankeerzegels bij het afstempelen. Immers in januari 1935 werd als een hernieuwde poging om het afwassen van de stempelinkt op frankeerzegels te voorkomen het puntvlakstempel type 1 geïntroduceerd. Dit stempel werd in Indië ook wel het blokstempel genoemd. Bij voorkeur moest tweederde van het zegelbeeld door de afstempeling worden bedekt en de afdrukken moesten duidelijk en diepzwart zijn. Zoals figuur 3 laat zien, zijn op dergelijke wijze bewerkte zegels voor de verzamelaar niet meer echt interessant. Maar ook de Indische PTT zelf moest vaststellen dat aan het blokstempel dezelfde nadelen kleefden als aan het vierkantstempel; de poststukken kregen een onooglijk aanzien. En dat mocht kennelijk niet de bedoeling zijn.


Figuur 3: Een fraai voorbeeld van de totale “vernietiging” van postzegels in de jaren dertig van de vorige eeuw door het toen net ingevoerde puntvlakstempel type 1, ook wel blokstempel genoemd. Van het zegelbeeld is niet veel meer over en de verontwaardiging vanuit de wereld van de filatelie is dan ook goed voorstelbaar. De puntjes hadden, evenals bij het puntstempel, de functie het zegelbeeld te beschadigen.
 
In bijzondere gevallen was de postdienst bereid om van de voorgeschreven wijze van afstempeling af te wijken en aan wensen van de filatelist tegemoet te komen. Weldadigheidszegels en zegels voorkomend op poststukken van bij-zondere vluchten moesten volgens voorschrift licht worden afgestempeld. En nu komt ineens een oude gewoonte van mijn moeder in beeld. Als zij op hoog bejaarde leeftijd mij een serie speciale postzegels toestuurde, stond daar altijd in haar handschrift bij 'Gaarne filatelistisch afstempelen!'. Een gewoonte die zij kennelijk uit Indië had meegenomen. Ook in dit opzicht was de Indische PTT aan de wensen van de filatelist tegemoet gekomen. Zegels welke los op poststukken voorzien waren van een dergelijk verzoek, behoefden niet elk afzonderlijk te worden afgestempeld en de afdrukken behoefden ook niet minstens het halve oppervlak van de zegels te bedekken.
Bovendien waren er voor verzamelaars op enkele grote postkantoren (Soerabaja, Batavia Centrum, Bandoeng) speciale brievenbussen geplaatst. De hierin aanwezige post werd met bijzondere zorg afgestempeld, zodat de frankeerzegels voor de filatelist hun waarde behielden. Deze zogenaamde philatelistenbrievenbussen hadden zelfs een speciaal opschrift: "Bestemd voor stukken waarvoor, uit een philatelistisch oogpunt, een lichte afstempeling gewenscht wordt".

In januari 1938 kan men in het Maandblad voor Philatelie de volgende mededeling aantreffen10: "Eenigen tijd terug bevatten de Indische bladen een bericht, dat de postdienst besloten had de stempels met breeden balk, zoogenaamde blokstempels, af te schaffen. Hiertoe kon worden overgegaan, omdat men de hand had weten te leggen op een nieuwe soort stempelinkt, door de gebruikmaking waarvan het niet meer mogelijk zou zijn het stempel af te waschen zonder het frankeerzegel te beschadigen. De afschaffing van de blokstempels is thans een feit geworden". Dit alles was dus mede mogelijk geworden door de ingebruikname van een nieuwe soort stempelinkt en tot de afschaffing van het gehate blokstempel zou onverwijld worden overgegaan. Hiermede was eindelijk een eind gekomen aan de belangentegenstelling tussen de Indische postdienst en de filatelisten.
In ongeveer dezelfde periode vond de introductie van een nieuw type stempel met biffage-rand en puntvlakvulling plaats. Dit nieuwe type puntvlakstempel met de kruisjes in de onderring, type 2, is een van de fraaiste stempeltypen die in Nederlands Indië zijn gebruikt. Ze zijn kennelijk aan veel kantoren pas vlak voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog verstrekt, waardoor ze weinig zijn gebruikt en de afstempelingen ervan zeldzaam zijn, bv. te Menado, Pandeglang en Tandjong/Priok. Het gebruik van dit stempel op een aantal kantoren tijdens en na de Japanse bezetting valt buiten het kader van dit verhaal. Wel kan nog worden opgemerkt, dat het kantoor te Menado voor de oorlog reeds twee (sub)typen van het puntvlakstempel type 2 heeft gebruikt: één met een ronde en één met een meer afgeplatte O.

Samenvatting
Ik weet eigenlijk niet of ook in andere landen door de postdienst zo’n decennia lang durende strijd tegen frauduleus hergebruik van frankeerzegels en het vervalsen van stempels is gevoerd. In het voormalig Nederlands Indië is het in ieder geval een interessante periode geweest, waarbij beide partijen steeds probeerden de andere te slim af te zijn en waarbij de Indische PTT ook steeds getracht heeft om de belangen van de postzegelverzamelaar niet uit het oog te verliezen. In dit laatste is zij, naar mijn oordeel, ver gegaan. De voorschriften tot licht (filatelistisch) afstempelen en het ter beschikking stellen van speciale brievenbussen getuigen hiervan. Het vernietigen van frankeerzegels werd in Indië in het algemeen met zorg uitgevoerd. Vele fraaie afstempelingen zijn hiervan het resultaat, waardoor het aanleggen van een stempelverzameling Nederlands Indië een waar genoegen is.

Deze studie had nooit kunnen worden uitgevoerd zonder de medewerking van de heren Giel Bessels en Peter Storm van Leeuwen. Bij Giel vond ik een, reeds medio jaren tachtig van de vorige eeuw door Peter toegezonden, reeks notities en fotokopieën waar ik dankbaar gebruik van heb gemaakt. Alle gebruikte bronnen zijn in de literatuurlijst opgenomen. Giel Bessels heeft een stelling ontwikkeld, waarin hij beweert dat door de Indische PTT beide typen puntvlakstempel bij voorkeur zijn uitgereikt aan kantoren in delen van de archipel met een relatief grote populatie Chinezen: bv. Java, bepaalde delen van Sumatra en het eiland Bangka. Het uitwerken van deze stelling zou het onderwerp van een volgende studie kunnen zijn.
Uiteraard sta ik geheel open voor commentaar en verbeteringen op het hier gepresenteerde.

* Dit geldt in ieder geval voor het kortebalkstempel. Volgens de webmaster van ZWP (MS) zijn er in de jaren 1916-1918 door het ministerie van Koloniën bij de Munt te Utrecht weer bestellingen geplaatst voor de aanmaak van langebalkstempels. De eerste typen van het langebalkstempel zijn dan inderdaad veelal in Utrecht vervaardigd.

Rob Ackerstaff

Literatuur:
1) P. Storm van Leeuwen, Poststempelcatalogus Nederlands-Indië 1864-1942, NVPH, Nieuwerkerk aan den IJssel, 1995
2) P.R. Bulterman, Poststempels Nederlands-Indië 1864 – 1950, Davo BV, Deventer, 1981
3) Officiële postzegelcatalogus Indonesië, 46e editie, Uitgeverij Zonnebloem, 2004
4) P.J.M. Boel, De aanmaak van Indische poststempels, Nederlandsch Maandblad voor Philatelie, 30, 197-200, 1953
5) site studiegroep ZWP, 2012
6) Postzegels van Nederland en overzeese rijksdelen. Speciale Catalogus 2010, Officiële uitgave van NVPH, ’s-Gravenhage, 2010
7) Orgaan van de Nederlands-Indische Vereeniging van Postzegelverzamelaars, 1e jaargang, blz. 124-133, 't Kasteel van Aemstel, Batavia, 1939
8) A.W. ten Geuzendam, De vierkantstempels van Nederlands-Oost-Indië 1892-1916, Den Haag, 1976
9) Stanley Gibbons Stamp Catalogue, Part 1: British Commonwealth 1981, Stanley Gibbons Publications Ltd, Londen, 1980
10) Nederlands Maandblad voor Philatelie, 1935, pag. 135, 234; 1936, pag. 131; 1938, pag. 1, 132.
11) P. Storm van Leeuwen, Over Nederlands-Indische poststempels en 'dwangarbeid buiten den ketting', Nederlands Maandblad voor Philatelie, 73, 750 – 755, 1996