De magische glans van Delfts blauw


Nederland staat in het buitenland bekend als het land van de tulpen, molens en klompen. Wie in een willekeurige souvenirwinkel rondkijkt ziet dat stereotiepe beeld ruimschoots bevestigd, vaak in de vorm van prullaria uitgevoerd in Delfts blauw. Hoewel dit door de eigen bevolking veelal als goedkope kitsch wordt afgedaan, zijn buitenlanders er dol op en staat menig delftsblauw molentje, vaasje of bord in een verre huiskamer op de schoorsteenmantel te pronken.


Delfts blauw bord op een zomerzegel van 1978
Wat vindt men zo bijzonder aan dit typisch Hollandse keramiek? Wellicht dat de ontstaansgeschiedenis van Delfts blauw hierop een antwoord kan geven.

Tot de 16de eeuw werden in de Nederlanden schalen, kruiken en andere gebruiksvoorwerpen gemaakt van rood aardewerk, terwijl borden vaak van metaal waren vervaardigd, dit vanwege de breekbaarheid van het keramiek. In de 16de eeuw echter vestigden zich in onze steden (met name in Antwerpen) een aantal pottenbakkers uit Italië, Spanje en Portugal, die gevlucht waren voor de Spaanse Inquisitie, de kerkelijke rechtbank. Zij brachten uit Zuid-Europa hun kennis en kunde mee voor de productie van Majolica, geglazuurd aardewerk dat haar oorsprong heeft in Spanje en Italië, dat hiermee door hen in de Nederlanden geïntroduceerd werd.

In dezelfde periode en later brachten de schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie (de VOC, indertijd 's werelds machtigste handelsorganisatie) fijn beschilderd porselein mee uit China. Dit aardewerk was dun, enigszins doorschijnend, glad geglazuurd en toch zeer hard van structuur en goed bestand tegen krassen. Dit Chinees porselein was doorgaans beschilderd in wit en kobaltblauw, met prachtige afbeeldingen van o.a. bloemen en draken.


Schepen van de VOC brachten in de 17de eeuw het veelgevraagde Chinese porselein mee uit het Verre Oosten
Omdat dit keramiek zeer populair was bij de gegoede burgerij ontstond er een omvangrijke handel met China. Beroemd in dit verband is de vondst in 1985 van het VOC-schip de "Geldermalsen", dat in 1752 voor de kust van Malakka is vergaan. Hoewel het niet eens het belangrijkste handelsgoed aan boord was (dat was thee) bleek het schip meer dan 150.000 porseleinen voorwerpen aan boord te hebben. Een veiling van dit porselein bij Christies in Amsterdam bracht in 1986 meer dan 30 miljoen gulden op, een bewijs van de populariteit van dit keramiek, ook in onze tijd.

Hollandse pottenbakkers deden verwoede pogingen het populaire aardewerk uit China na te maken, maar kwamen er al snel achter dat de Hollandse klei een geheel andere samenstelling had dan het Aziatische porseleinaarde (kaolin). Dit is ook de reden dat Delfts blauw eigenlijk aardewerk is en met porselein niets van doen heeft. Het verschil in grondstof betekent ook een andere manier van bakken: terwijl aardewerk wordt gebakken bij een temperatuur van ca. 1050 graden Celsius, wordt porselein blootgesteld aan een temperatuur van 1400 graden. Hierin ligt het geheim van porselein: bij deze extreem hoge temperatuur versmelten de mineralen tot een bijzonder harde, glasachtige substantie die in zeer dunne, bijna doorzichtige vormen gegoten kan worden.


Ook in andere oosterse landen zoals Japan werd kunstzinnig keramiek vervaardigd
Om het aardewerk zoveel mogelijk op het Chinese porselein te laten lijken werd het wit geschilderd en voorzien van een voorstelling in blauw, waarna het met loodglazuur van een fraaie glans werd voorzien. Door toevoeging van mergel konden de majolicabakkers hun product verbeteren, het aardewerk werd harder en dunner, tegenwoordig wordt dit "faience" genoemd. In het begin brachten de Delftse bakkers vooral oosterse decoraties aan, later werden de afbeeldingen meer Nederlands van aard. Ook werd er niet uitsluitend in de kleur blauw geschilderd, er is heel veel Delfts aardewerk bekend in andere kleuren zoals rood en zwart, maar ook prachtig veelkleurig keramiek.

Delft was een ideale vestigingsplaats voor keramiekbakkerijen, omdat hiervoor een grote werkplaats met veel ruimte nodig was. De stad Delft had door het faillissement van een aantal brouwerijen in de 17de eeuw de benodigde ruimte voorhanden. Bovendien was de ligging van de voormalige brouwerijen aan de rivier de Schie ideaal voor de aan- en afvoer van grondstoffen en eindproducten. In de hoogtijdagen van het Delfts keramiek, rond 1700, waren er meer dan dertig aardewerkfabrieken in en rond de stad gevestigd. Deze bakkerijen worden ook wel aangeduid met het woord "plateel", wat een middeleeuws woord is en platte schotel betekent.


Op de onderrand van dit velletje staat het schilderij "Gezicht op Delft" van Johannes Vermeer afgebeeld. Volgens kenners zijn er op dit werk verschillende keramiekfabrieken te herkennen.
De bakkerijen maakten niet alleen pronkstukken maar ook veel eenvoudige gebruiksartikelen. Elke bakkerij had haar eigen merkteken, dat door het gemeentebestuur van Delft was vastgelegd.

Een hernieuwde import van Chinees porselein in de 18de eeuw en felle concurrentie van Engelse fabrieken als bijvoorbeeld Wedgwood, dwongen veel fabrieken hun poorten te sluiten. Een aantal van hen specialiseerde zich in het maken van (sier)tegels, maar konden het op de lange duur toch niet redden. In het midden van de 19de eeuw had maar één fabriek van Delfts aardewerk de slachting overleefd: "De Porceleyne Fles", gesticht in 1653.


In Engeland is men zeer trots op het Wedgwood-aardewerk van eigen bodem, getuige het feit dat hieraan al tweemaal een "Prestige" postzegelboekje werd gewijd. Hier het eerste boekje uit 1972.
Het produceren van Delfts blauw was een ingewikkeld proces waarvoor veel ervaring en vakmanschap vereist waren. Voor elk onderdeel van het productieproces was een gespecialiseerd medewerker nodig. Het geheel stond onder supervisie van de meester-plateelbakker, die moest zorgen dat ieder zijn deel van het werk op tijd klaar had zodat het proces zonder oponthoud uitgevoerd kon worden. Allereerst waren dat de aardewassers die de kleigrondstof prepareerden, kneedden en van kluiten en ongerechtigheden zuiverden. Deze aarde werd door een koperen zeef geleid en ingedroogd tot een pasta. De klei werd vervolgens door draaiers gevormd tot borden, schalen en vazen. Gespecialiseerd personeel maakten de ingewikkelder ruimtelijke voorwerpen, zoals lampetkannen. De voorwerpen werden vervolgens door "gevers" ondergedompeld in een bad met tinglazuur en op rekken gedroogd. Deze laag trekt in de poriën van het aardewerk en geeft een goede onderlaag.


Koe van Delfts blauw aardewerk met veelkleurige beschildering, op een achtergrond van tegels met voorstellingen van schepen
Schilders verzorgden de afbeelding op het aardewerk. Omdat massaproductie nodig was werden decoraties zelden uit de vrije hand getekend. Men volgde een patroon dat op een slimme manier was aangebracht. Hiervoor gebruikte men een sjabloon van papier of karton, dat op de lijntjes van de tekening was doorgeprikt. Dit werd op het te beschilderen voorwerp gelegd, waarna met een spons of poederzakje houtskoolpoeder door de gaatjes op het voorwerp werd overgebracht. De schilders konden vervolgens met de penseel de stippellijntjes volgen. In de oven bleef er door de hoge temperatuur niets over van de houtskool.


Tegel van Delfts blauw aardewerk met oud-Hollandse voorstelling
De kostbare ingrediënten voor het glazuur en de verf werden aangeleverd door de verfmaal-windmolens, waarvan er in 1742 zes in Delft in bedrijf waren. Voor het glazuur werd kostbaar Engels tin en lood vermaald, en soms ook andere metaaloxiden. Groen werd verkregen door koperoxide, azuriet of malachiet te vermalen. Paars werd verkregen uit mangaan-dioxide. Geel werd samengesteld uit arseenoxide, en mengsel van tin en loodoxide. Kobalt of "zaffer" werd gemaakt door kalk toe te voegen aan kobalt-oer, met kwarts en soda als smeltmiddel. Het resultaat werd gebruikt voor blauw, en goedkoop was het niet: 38 gulden voor 100 pond.

In de werkplaats zorgden kokermakers voor de kokers waarin de borden gebakken konden worden. Om het glazuur niet te beschadigen werden de borden op drie pennetjes gelegd die door de zijkant van de koker werden gestoken, zodat er ruimte bleef tussen een stapel te bakken borden. Vloerwerkers besprenkelden de geschilderde voorwerpen met een dunne laag doorschijnend loodglazuur, dit heet het "kwaarten". Zij zorgden ook voor het kloven van het hout en assisteerden bij het stoken van de oven. Gemiddeld kon een oven één keer per week worden gevuld, gestookt en na het afkoelen geleegd.


Tegeltableau van een aardewerkbakkerij in vol bedrijf. De oven beslaat hier drie verdiepingen van de werkplaats, maar in werkelijkheid was een aardewerk-oven ca. 2,5 meter hoog.
Het oude Delftse aardewerk wordt als kunst gezien en de schilders van weleer als kunstenaars. In de 19de eeuw, toen men de Gouden Eeuw idealiseerde, werd het door de rijken met graagte verzameld. Het oude ambacht werd kunstnijverheid genoemd, terwijl het in de 17de en 18de toch vooral een industrie was. De productie van Delfts aardewerk was groot en seriematig, en werd niet alleen voor de sier gemaakt. Integendeel, het grootste deel van de productie bestond uit gebruiksgoed zoals visvergieten, pispotten, theeserviezen en fruittesten. Vrijwel alles kon je in een aardewerken uitvoering krijgen, zelfs een kroonluchter of een vogelkooi. Door de breekbaarheid is er van dit gebruiksgoed relatief weinig bewaard gebleven.

Delfts aardewerk is wereldwijd vermaard. Vooral de bewaard gebleven topstukken uit de 17de en 18de eeuw dragen hiertoe bij.


Koningin Mary II Stuart, die gehuwd was met Willem III
Toen de Engelse koningin Mary II, gehuwd met stadhouder-koning Willem III, eind 17de eeuw een verzameling van Delfts keramiek aanlegde kreeg dit aardewerk zelfs een koninklijk tintje.

Delfts blauw is, zoals uit het voorgaande mag blijken, een product om trots op te zijn. Het vormt een nationaal symbool, met een verwijzing naar een van de glorieperioden uit de vaderlandse geschiedenis, de Gouden Eeuw. Als u méér wilt zien en ontdekken van dit aardewerk: tot en met 27 juni kon u in het Stedelijk Museum "Het Prinsenhof" in Delft de tentoonstelling "Delfts blauw in alle kleuren" bezoeken, met het mooiste uit vier eeuwen Delfts keramiek.

Ton Vis